De dichter schreef een gedicht dat ook van toepassing kan zijn op de filosoof die ook dichter was.

Nadat hij op het dek geland is en gevangen,
laat deze vorst van het azuur, beschaamd en plomp
zijn blanke reuzevleugels deerniswekkend hangen,
als werkeloze riemen, slepend langs de romp.

Deze trotse trekvogel werkte zich stom in nesten!
Wat is hij lelijk en lomp die eens zo sierlijk was!
De een gebruikt een bekschroeier om te pesten,
de andere aapt de gebrekkige na met manke pas!

De dichter lijkt op die prins der wolkenvelden,
die elke schutter tart en rijdt op de orkaan;
Verbannen op de grond waar ze kwellen en schelden,
kan hij met reuzevleugels amper gaan of staan.