Waar hij  keek, neushoorns, grote en kleine, Afrikaanse, Aziatische, met één of met twee hoorns.
Allemaal waren ze dik gepantserd, log, niets ontziend.
Hij wist nog goed dat ze op het terras zaten en de eerste voorbij kwam. Was ie ontsnapt? Uit een dierentuin of een circus wellicht? Dat was ook die keer dat er een  in volle galop een kat had vertrapt.
Het werd duidelijker allemaal toen hij gewaar werd dat Boeuf langzamerhand veranderde in een rinoceros: eerst zwollen z’n aderen op, vervolgens werd de hele huid zienderogen hard. Z’n vrouw was er getuige van en ging er op zijn rug vandoor.
Toen werd de bureauchef een rinoceros,vervolgens Botard, je moet met je tijd meegaan waren zijn laatste menselijke woorden. Uiteindelijk werden het er zoveel dat niemand er meer van opkeek. Eerst nog wilde men ze opsluiten maar iedereen had wel een familielid, buurman of vriend onder hen.